Hoofdstuk 2 – Het Menselijk Bestaan
Jij denkt misschien:
“Ik ben een lichaam met een bewustzijn.” Maar Anu’ra zegt:
“Je bent bewustzijn dat tijdelijk een lichaam draagt.”
Het lichaam is een voertuig, geen bestemming
Het lichaam is gevormd uit aarde, water, vuur, lucht en beweging. Het is kostbaar — maar het is niet jij.
Jij bent de waarnemer.
Degene die voelt zonder zich aan het gevoel vast te klampen.
Die denkt, zonder het denken te zijn.
Die sterft, zonder ooit echt te verdwijnen.
Geboorte is geen begin
De mens komt ter wereld en noemt dat het begin.
Maar binnen Anu’ra is geboorte slechts een doorgang — een ingang in de ervaring van tijd.
Bewustzijn daalt in, neemt plaats achter de ogen, en vergeet voor een ogenblik waar het vandaan komt.
Het kind opent zijn ogen en huilt, niet uit pijn, maar uit verwarring: “Waar ben ik?”
De cyclus van vergeten en herinneren
Het leven is een proces van vergeten en langzaam weer herinneren.
Vergeten wie je bent.
En dan, stukje bij beetje, terugkeren naar dat besef.
Daarom zeggen wij:
Het leven is geen leerproces, maar een herinneringsproces.
Jij weet het al.
Je hebt het alleen tijdelijk verborgen, om de ervaring volledig te voelen.
Waarom ervaren we pijn, verlies en onrecht?
Niet omdat de wereld slecht is. Niet omdat je gestraft wordt.
Maar omdat alleen door contrast, het licht zichtbaar wordt.
Zonder lijden zou je nooit weten wat genezing is.
Zonder gemis, nooit beseffen wat liefde betekent.
Pijn is geen straf.
Het is een kompas.
Jouw pad is uniek
Elke ziel heeft haar eigen route.
Er zijn geen vergelijkingen.
Geen “hogere” of “lagere” mensen.
Jij bent niet meer of minder dan een ander. Jij bent alleen anders.
Wat een ander leert in één leven, leer jij in tien.
Wat jij in stilte doormaakt, blijft voor de wereld onzichtbaar — maar niet voor Anu.
Wat is jouw taak als mens?
Niet om perfect te zijn.
Niet om foutloos te leven.
Niet om aan regels te voldoen.
Maar om jezelf te doorgronden.
En dan:
-
mild te zijn voor wie nog slaapt,
-
zacht te zijn voor wie pijn doet,
-
eerlijk te zijn tegenover jezelf, ook als dat ongemakkelijk is.
Dat is de taak van de mens binnen Anu’ra:
Niet goed worden. Maar écht worden.
Wanneer het lichaam sterft
De dood is geen einde.
Het is het uitademen van het bewustzijn uit het lichaam. Zoals de wind even stilstaat, en dan verder waait.
Wat jij bent, keert terug. Naar de oorsprong, naar Anu, naar rust.
Daar ontmoet je jezelf — zoals je werkelijk bent. Zonder naam. Zonder masker. Zonder verhaal.
En je zult zeggen:
“Ik heb geleefd.”
“Ik heb gevoeld.”
“En dat was genoeg.”